Het Gesticht

Het Gesticht
26-02-2018 17:49

 

 

‘Wat hebben poëzie en psychiatrie met elkaar te maken? Wat is creativiteit, wat is waanzin? En is het waar dat waanzin sommige dichters vleugels geeft?’, vermeldt de binnenflap. Om te vervolgen: ‘In dit hoogstpersoonlijk logboek buigt Wigman zich over de dunne grens tussen gekte en genialiteit en beschrijft hij vol ironie en mededogen het dagelijks leven in de kliniek.’

 

Gedichten herlezend van Menno Wigman (1966-2018), één van mijn schrijvende helden, stuit ik op Het Gesticht, zijn verslag over het Vijfde Seizoen, waar hij in 2005 als kunstenaar drie maanden artist in residence was. Hij verbleef aan de rand van De Hoeve in Den Dolder, het gesticht dat onlangs negatief in het nieuws kwam wegens de moord op Anne Faber en waar vroeger de dichter en moordenaar Gerrit Achterberg jarenlang zat opgesloten.

 

Ademloos

Wigman, groeide op in het dorp Santpoort, als kind spelend op het inrichtingsterrein tussen de patiënten; en was dus een soort van ervaringsdeskundige. Het gesticht is een schitterend boek, bijzonder fraai uitgegeven door Prometheus, maar vooral práchtig geschreven, ik herlas het in twee nachten (vaak lig ik tussendoor een paar uur wakker. Ik besteed deze tijd soms aan stichtende literatuur, om daarna weer gerustgesteld verder te slapen).

 

Lees verder onder de afbeelding:

087

Natuurlijk doet iedere bespreking zo’n prachtboek onrecht aan, alleen al door de keuzes die gemaakt worden onder tijdgebrek, maar toch wil ik een paar noties voor u, de lezer van dit gemankeerde blog, naar voren brengen. En hopelijk sprint u daarna naar de boekhandel om Het Gesticht alsnog aan te schaffen en ademloos uit te lezen.

 

Door de hele bundel heen gaat de dichter op zoek naar poëzie van patiënten. Waar hij uiteindelijk via iemand van de Cliëntenraad’ (‘Bert Aben’) goed zicht op krijgt met een ‘verhuisdoos vol oude afleveringen van de Gekkenkrant, Gek-óoit en het Bulletin van de Cliëntenbond, tijdschriften waarin ook veel gedichten van patiënten en verplegers staan.’

 

Een fragment uit Het Gesticht:

 

Chemische Wapens

‘Op welk voetstuk | placht jij jezelf te zetten | dat je onze geest | met chemische wapens | naar de afgrond | van de apathie verbant,’ dichtte een zekere Allesandre in 1990. Met die ‘chemische wapens’ had ze een punt: meer dan ooit lijkt de psychiatrie een zaak van medicatie, en smoort juist die medicatie heel wat talent.

Wat me opvalt is dat de slimste patiënten wonderbaarlijk veel kennis van medicijnen hebben, praten alsof ze alle vakliteratuur bijhouden. Xanax, autorix, haldol, tryptizol, seroxat, broomperidol, phenergan, lithium, dogmatil – voor hen zijn het geen woorden uit een sprookjesboek. Toch moet je er niet aan denken wat Baudelaire op seroxat geschreven zou hebben.

 

En om het af te leren nog één fragment:

 

Farizeeërs:

Vier uur. Bezoek van Peter. Als ik opendoe zegt hij: ‘Ik moet poepen. Waar is de wc?’

In de keuken zet ik straffe koffie, de olie waar zo’n beetje de hele Hoeve op drijft.

‘Stoel, koffie, rookwaar. Peter rookt Texas, de goedkoopste shag die hier te vinden is.

‘Ik heb al acht dagen mijn medicijnen niet meer geslikt. Ik laat ze bij het avondeten gewoon in mijn borstzakje glijden. Niks zeggen want ik word afgeluisterd.’

Volgt een tirade jegens zijn verplegers.

 

(…)

 

Het schijnt dat Menno Wigman na zijn verblijf in Den Dolder zelf in een diepe depressie terechtkwam en aan de pillen moest. Hetgeen maar weer eens aantoont dat zoiets de besten kan overkomen.