Psychosen zonder psychiatrie

25-08-2017 13:18

Boekbespreking, nog altijd actueel.

(Eerder, in 2000, gepubliceerd in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid, MGv)

 

Mevrouw Hahn beschouwt haar psychose niet als een geestesziekte, maar “als een kans, een ervaring die je leven aanzienlijk kan verrijken als je deze op de juiste wijze weet te sturen.” Zij is een van de 34 langdurig psychotische mensen die de psycholoog Thomas Bock interviewde voor zijn onderzoek naar het verloop van onbehandelde psychosen.

 

In het voorwoord van zijn boek zegt Bock dat hij tijdens het interviewen soms het gevoel kreeg zelf langs een afgrond te lopen omdat hij, als kliniek-behandelaar, sterk in de verleiding kwam een vertekend beeld te geven van wat hem werd verteld. “Steeds weer moest ik mij inspannen om zo naief en onbevooroordeeld mogelijk waar te nemen.”

 

Bock’s inspanning leidde tot een serie prachtige levensverhalen waarin het verschijnsel psychose van diverse kanten wordt belicht. Zijn contactpersonen haalde Bock grotendeels uit het door hem opgerichte ‘psychose-seminar’, waar ervaringsdeskundigen, familieleden, en behandelaars hun kennis over psychoses uitwisselen.

 

Wat maakt ‘psychose-seminar’, tot een mooi woord terwijl het Nederlandse equivalent ‘multilooggroep’ mij plaatsvervangende schaamte bezorgt? Een taaltechnische allergie misschien? Hoe dan ook, uitwisseling over de omgang met psychisch lijden, los van een of andere behandelrelatie, blijkt voor alle partijen een leerzame ervaring te zijn. Je ziet begrip ontstaan voor elkaars standpunten. Mensen kunnen in deze groepen, vaak pas voor het eerst, uitgebreid over de inhoud van hun psychosen praten.

In de psychiatrie kan dat vrijwel niet.

 

Zelf heb ik het nooit meer dan normaal gevonden mijn ‘doorbraak-ervaringen’, zoals ik ze noemde, uitgebreid te bespreken, tegen het licht te houden en een plaats te geven in mijn leven. Ik zou niet weten hoe ik er anders verder mee moest. Na mijn eerste crisis op dit gebied bestond er maar één manier om de schok (en de aanraking met de psychiatrie) te boven te komen: ik moest uitzoeken hoe mijn wereld in scherven was gegaan en waarom. Wat was de betekenis hiervan? Alleen op deze manier kon ik weer opnieuw beginnen.

 

Evenals de geïnterviewden van Thomas Bock had ik de pech dat ik de gevestigde psychiatrie tegenover mij vond. Begin jaren ‘80 en daarin is helaas nog weinig veranderd, was het ongebruikelijk dat iemand met de kenmerken van een psychose psychotherapie kon krijgen. Enkele instellingen wezen mij af voor inzichtgevende psychotherapie alleen al op grond van het vermoeden dat ik psychotisch was geweest. “Komt u over twee jaar nog maar eens terug, de wond moet eerst genezen,” kreeg ik in 1983 te horen na een uitgebreide intake bij het toenmalige Instituut voor Medische Psychotherapie, IMP (later opgegaan in de Riagg).

 

Daar zat ik dus; alleen thuis met een pakket nooit te verwerken ervaringen. De wel beschikbare gesprekjes met een verpleegkundige boden geen soelaas. Praktische zaken kon ik, met behulp van vrienden, best regelen, de behoefte lag op een heel ander vlak. De enige hulp die ik kon krijgen bestond uit een vaag soort dagopvang in een afgebladderd therapiecentrum. Een paar even domme als bazige therapeuten domineerden hier mijn groep treurige lotgenoten.

 

Hoewel ik zeer somber was ontbrak er gelukkig niets aan mijn onderscheidingsvermogen en ik maakte mij al na een paar dagen – natuurlijk tegen advies - uit de voeten. Ik had dit ongetwijfeld niet overleefd als ik al mijn kaarten op de gangbare – medisch georiënteerde - hulp had gezet. Het kostte een half jaar intensief zoeken voordat ik, met steun van enkele trouwe vrienden, een onbevooroordeelde psychotherapeut (geen psychiater) vond die met me aan de slag wilde.

 

Door het analyseren van de fantasie-werelden waarin ik tijdens die crisis terecht was gekomen en die ik nog haarscherp voor ogen had, ontstond het nodige inzicht. En het oefenen met verandering kon beginnen. Natuurlijk ben ik nog een paar keer doorgedraaid, maar het scheelt een hoop als je snapt hoe dat komt.

 

En met elke ervaring word je weer wijzer. Van de gevestigde psychiatrie heb ik altijd meer hinder dan hulp ondervonden. Sterker nog, de vreselijke ervaring als gestoord te worden behandeld bracht zelf weer de nodige instabiliteit met zich mee. Zo lopen veel cliënten iatrogene (door de medicus zelf veroorzaakte) verschijnselen op. “De psychiatrie maakt je op de een of andere manier moedeloos,” zegt een geinterviewde in het boek van Thomas Bock.

 

Alleen al het feit dat verhalen over psychosen serieus worden genomen en niet meteen afgedaan als ziektebeeld, maakt het onderzoek van Thomas Bock ook voor andere ervaringsdeskundigen van onschatbare waarde. De verhalen zijn veelal bemoedigend, omdat de hoofdpersonen eigen manieren vinden om met hun psychosen om te gaan. Het is goed om te lezen over de zestigjarige mevrouw Sorge die zich nu na vele psychiatrische opnames vrijwel zonder hulp heel goed redt. Zij is een bekende kunstenares geworden maar kiest ervoor ook als bedelares door het leven te gaan. ‘Ze hoort nog wel stemmen die ze af en toe met medicijnen beteugelt en heeft een goed contact met kerkelijke zelfhulpgroepen.’

 

Of neem mijnheer Pril, een ex-computerdeskundige die na een eerste negatieve ervaring in de psychiatrie besluit zijn tweede psychose zonder behandeling te doorstaan. Hij zorgt er ‘gewoon’ voor dat hij zijn (waan)gedachten voor zich houdt en niet opvalt. Als dat blijkt te lukken voelt hij zich gesterkt. Hij zoekt alleen contact met lotgenoten.

 

De verhalen verschillen sterk, evenals de personen die ze vertellen. Ruim eenderde heeft werk of studeert. Anderen zijn afgekeurd, of leiden een zwervend bestaan. De geïnterviewden hebben allemaal een psychose van minstens twee jaar meegemaakt. Sommigen zitten er nog midden in. Ongeveer de helft van de onderzoeksgroep is voortdurend psychotisch; de andere helft met onderbrekingen.

De diversiteit van de verhalen doet mij denken aan de ‘multiloogbijeenkomsten’ in een Amsterdams buurthuis, die zeer levendig zijn en per keer rond de veertig deelnemers trekken.

 

Een jonge man, die vaker opgenomen is geweest, vertelde daar laatst hoe hij met een groot mes naakt de straat opliep, met de bedoeling zijn haar af te snijden. Hij vindt dit normaal, want thuis doe je dat niet. Maar hij wordt ingerekend, door de politie naar de kliniek gebracht en meteen geisoleerd.Tot zijn verbazing mocht hij drie dagen later weer weg, een aangevraagde In Bewarings Stelling wordt door de rechter niet gehonoreerd. Hij vertelt dit verhaal, nog steeds duidelijk opgelucht. En trots, want hij is erkend niet-gek. De groep stelt allerlei vragen over de redenen van zijn gedrag, die hij zorgvuldig formulerend beantwoordt.

 

“Maar hij vertelt dit verhaal nu net alsof er niets met hem aan de hand is,” zegt een deelneemster, die zelf jaren psychotisch op straat leefde. “Toen wist ik niet dat het slecht met me ging. Maar achteraf, terugkijkend weet ik dat ik toen in een grote crisis zat.” Probeer daar maar eens algemene conclusie uit te trekken. Thomas Bock doet dat.

 

Thomas Bock (2000)

Psychosen zonder psychiatrie; inzichten en levensperspectieven van mensen met een gedeeltelijk of geheel onbehandelde psychose

(Vertaald door: M. Stoltenkamp)

Amsterdam, Candide, Wrede Veldt, 389 pp; f 35,-

 

 

reacties  0 reacties reageren
« vorige volgende »